Knotwilgengalerijen, weilanden vol paarden en koeien, plukjes kleurrijk bos. Het geheel doorsneden met rivieren, sloten, beken en grachten. Dat zijn de typische kenmerken van een Denderend Landschap. Stel je voor dat je daardoorheen kan vlammen over fluistergravel, ruwer grind, harde aarde- en graspaden, en bospaadjes? Dat is 95 km lang ontsnappen in een wereld van stille natuur, het boerenvlaanderen van de Dendervallei.
Denderend Land? Zijn dat de heuvelachtige uitlopers van de Vlaamse Ardennen in het zuiden van de Dendervallei? Neen. Daar hebben we Grit! Vlaamse Ardennen en Pays des Collines al. Het golvende Pajottenland dan? Neen, ook niet. De vlakke streek bij de monding van de Dender in de Schelde? Het meest verstedelijkte deel van het Denderbekken? Jazeker.
Geloof je dat we met open mond rondreden, vol verbazing over de prachtige natuurgebieden verborgen tussen die wereld van beton? We blijven uiteraard mijlenver van de lelijke lintbebouwing. Want, Denderend Land is óók het land van duizend knotwilgen, van prachtige weilanden met sloten en relicten van de Oude Dender, van verrassende bossen, van Berlarebroek, Kalkense Meersen, Serskampse Bossen, Bellebroek en Vondelbeek.
Ook de Dender zelf is geïndustrialiseerd, gekanaliseerd, meanders vakkundig weggewerkt, ‘ontnatuurd’. Al sinds de 13de eeuw. De rivier werd een scheepvaartverbinding tussen Henegouwen en de Schelde, en moest zorgen voor de economische bloei van de Denderstreek. De weggewerkte meanders zijn ‘dode armen’ geworden, losgemaakt van de hedendaagse waterloop. Maar niet dood. Integendeel, het zijn beschermde natuurgebieden waar het wemelt van leven en bloei.
Aan Parking De Bruynkaai, waar de natuurlijke Dender vóór de kanalisering uitmondde in de Schelde, rijd je meteen de Denderdijk op. Na 2 km fietsen kom je voorbij de hedendaagse monding in de Schelde. De Dender zelf heeft er hier 65 km opzitten, vanuit Aat in Henegouwen.
Na 5 km mag je voorlopig afscheid nemen van de Dender, want tot aan de finale is het al Schelde wat de klok slaat. Alhoewel, doorheen heel de route mag je ook een paar zijwaterlopen groeten die de Dender voeden: Bellebeek en Vondelbeek.
Eenmaal de Schelde overgestoken bij Schoonaarde, ontsnap je bijna 35 km non-stop off-road. Tot je de Schelde opnieuw oversteekt in Schellebelle.
Tussendoor beland je in een droomwereld met grindwegen van weleer. Het begint al bij een aardeweg kronkelend door groene weilanden met knotwilgen. En een grindweg langs houten hekken en weilanden. En een vertrouwd punt op een bekend jaagpad: het uitzicht vanop de Scheldedijk op de kerktoren van Wichelen aan de andere kant van de Schelde.
Het is verbijsterend hoeveel natuurschoon naast de jaagpaden tussen Gent en Antwerpen ligt. En of je daar heerlijk kan gravelen! Achter dit uitzichtpunt bijvoorbeeld, ligt een prachtige bomentunnel waar je doorheen kan vliegen.
In die bomentunnel ben je meteen gelanceerd voor een kilometerslang, recht, smal pad waar je stevig kan doortrekken tussen lage beplanting en hoge populieren, tussen loofbomen en rietstengels, tot je uiteindelijk in Berlarebroek uitkomt.
Officieel niet bij Denderland, maar zo mooi dat het een schande zou zijn dit links te laten liggen. Berlarebroek ligt net naast een grote afgesneden meander van de Schelde. Niet alleen de bebouwing volgt de meander in een grote boog, maar ook een grindpad dwars door wat de Schelde hier heeft achtergelaten: een klein paradijs.
(Lees verder onder de foto’s)
Berlarebroek, dat zijn kilometerslange grindwegen waar je zelfs in de winter geen spatje modder treft. Maar het zijn ook smalle paadjes die in winter glad zijn. Geen diepe modder, wel soms glibberen en glijden. Je rijdt deze route dus best met een lage bandenspanning, en cyclocrossskills.
Naast de turfputten in Berlarebroek hebben we op aanraden van een Grit!-fan een stukje uit de route gehaald: ‘Dé modderstrook van Berlare, dat wordt in de winter modder waar je tot boven de enkels in de modder staat.’ Daar passen we voor.
Onmiddellijk na Berlarebroek volgen de Kalkense Meersen. Dat zijn laaggelegen, vochtige graslanden langs de rivier, doorsneden met een labyrint van sloten en grachten, de weilanden afgebakend met knotwilgen.
Vroeger stroomde het water van de Schelde in de winter over in deze omliggende weiden: de meersen, of moerassen. Vandaag is het geen echt overstromingsgebied meer: de rivier is ingedijkt.
(Lees verder onder de foto’s)
Door dit landschap lopen verschillende onverharde wegen. Je zou het uitroepen van plezier, maar doe dat niet hier. De Kalkense Meersen behoren tot de laatste stiltegebieden in de provincie Oost-Vlaanderen.
Gelukkig rijd je hier bijna de hele tijd over fluistergrind. Een prachtige lange kronkelgrindweg naast de Kalkense Vaart. Grindwegen op hoge dijken met verre uitzichten. De overtreffende trap van Denderend Land.
(Lees verder onder de foto’s)
De Kalkense Meersen geven uit op de Schelde. Aan de overkant ligt Schellebelle. Een overzetboot vaart elke dag voortdurend heen en weer. Je hoeft dus nooit lang te wachten. Maar je kan hier wel pauzeren in wielercafé Den Aard. Je bent in de helft van de route, dat verdient een rustmoment.
Na een korte aanloop op asfalt kom je in het volgende hoogtepunt terecht: bossen. Het bosareaal in Denderland is beperkt, maar wat er is, is wel opvallend mooi. De Serskampse Bossen zijn een mozaïek van verspreide bossen met daartussen weilanden. De plukjes bos zijn overblijfselen van wat ooit een groot bos was. Tot de late middeleeuwen leefden hier zelfs wolven. Maar tijdens de hongersnood in de 19e eeuw kapten mensen het bos om akkers aan te leggen.
(Lees verder onder de foto’s)
In de bossen klim je overigens tot een duizelingwekkende hoogte van 31 meter, het hoogste punt van de route. De Serskampse beek heeft hier een valleitje gecreëerd. We stippelden door het gebied een achtbaanparcours uit van het ene bosje naar het andere, over golvende grindwegen en bospaden die uitnodigen tot de occasionele jump.
Rijd je deze route in april, dan rijd je in de Serskampse Bossen door erehagen van witte bosanemoon en blauwe maagdenpalm. Tot begin november rijd je net buiten het bos door een erehaag van gele bloemen.
(Lees verder onder de foto’s)
En heel de winter lang rijd je helaas ook door één échte modderstrook, een korte passage van 100 meter die we echt niet konden vermijden. Even met fiets aan de hand: geen schande. Tenzij je er dwars doorheen wil dabben, natuurlijk.
Na de bossen maken we de doorsteek door Wichelse velden: 13 km tot aan de gekanaliseerde Dender, waarvan een paar kilometers stevige cyclocross. De lage bandendruk en crosstechniek zullen hier weer goed van pas komen.
(Lees verder onder de foto’s)
Aan de gekanaliseerde Dender in Denderbelle rijd je Bellebroek binnen: prachtige asfaltkronkelbaantjes door een weids groen landschap en een wirwar van sloten en oude Dendermeanders, omzoomd door rijen knotwilgen en populieren.
Langs de Vondelbeek rijd je de laatste 10 km door een sprookjeslandschap, over redelijk vlotte graspaden naast het meanderende beekje, door knotwilgentunnels, langs boerenpaardenweilanden.
De Vondelbeek en de Oude Dender die dwars door de stad loopt, leiden je richting Grote Markt waar je een gezellig terrasje kan uitkiezen.
De Vlaamse herfst geeft geen geschenken. Zeker niet in het natte seizoen. Een ‘modderproof’-route wilden we bouwen. Dat had toch wat voeten in de aarde, … modder. De paden die bij overvloedige regen veranderen in modderbaden zwierden we er onverbiddelijk uit.
De eerste helft van de route, van Dendermonde tot het veerpont over de Schelde in Schellebelle, bevat hier en daar een glijbaantje in Berlarebroek, maar niet storend in het geheel van de route. Aan de andere kant van de Schelde was de uitdaging groter. Maar we beperkten modderpletsen en regenplassenslalommen tot een minimum.
In droge omstandigheden is dit een route voor de snelheidsduivels. In de winter moet je iets behendiger zijn. Op vlak van natuurschoon is dit een pareltje dat in alle seizoenen prachtig zal zijn.
Met dank aan Thomas Jolie voor de samenwerking tijdens het bouwen van deze route, en voor de dronebeelden.
Leuk adresje: Café Den Aard, Aard 4, Schellebelle