Grit! Hel van het Noorden

  • Grit! Roubaix-70
  • Grit! Roubaix D-2
  • Grit! Roubaix-12
  • Grit! Roubaix-65
  • Grit! Roubaix-88
  • Grit! Roubaix-30
Afstand

143 kilometer

Offroad

55 %

Hoogtemeters

440 meter

Moeilijkheidsgraad

Hoog

Routebouwer

Bart Vandermaelen

GPX-bestand Download GPX

Dokker over de kasseien, stuif over het grind

In 2023 schotelen we jou in elke Grinta!-magazine – en uiteraard ook hier, op gritgravel.cc – een gravelbikevriendelijke versie van een wielerklassieker voor. Weg van de betonbanen en de lintbebouwing, maar wel nog steeds langs plaatsen die je wielerhart sneller doen slaan. Voor ons zomerse Frankrijknummer lag de keuze voor de hand: we trekken naar de stenen van de Hel en rijgen de ‘secteurs’ via grind- en aardewegen aan elkaar. Klaar om ‘Le Nord’ eens van een andere kant te ontdekken? On-y-va!

Tekst: Bart Vandermaelen – Foto’s: Just Jean Media

Laat ik maar meteen van wal steken met een confessie. Hoezeer ik ook verlekkerd ben op Parijs-Roubaix, ik heb een hekel aan Noord-Frankrijk. Het stuk aardkloot tussen Rijsel en Valenciennes is wat mij betreft te doods, te lelijk, te intriest. Dit godvergeten oord draagt bij aan de legende van het wielermonument, dat wel. Maar geen haar op mijn kop dat eraan denkt om er uit vrije wil te gaan fietsen. Ik huiver al bij de gedachte dat ik met een koersfiets over Vlaamse kasseien moet, laat staan dat ik er de XL-exemplaren hier mee zou komen trotseren. Maar vandaag sta ik met mijn trouwe Wilier Rave SLR aan de poort van de Vélodrome André Petrieux voor de verkenning van deze route en dat verandert de zaak toch enigszins. Op een gravelbike met de juiste bandenspanning knal je over de stenen. Als je tussendoor ook de troosteloze dorpskernen en oersaaie D-wegen kan inruilen voor knisperend grind en kaarsrechte bospaden, dan krijgt zelfs ‘Le Nord’ een zeker cachet. Beschouw deze gravelroute dus als dat lepeltje suiker waardoor het witloof er een stuk makkelijker ingaat.

(Lees verder onder de foto)

Via ‘voies vertes’

Starten en aankomen, dat moet uiteraard op de wielerpiste van Roubaix. ‘Rij je dan ook meteen door al die buitenwijken?’ hoor ik je denken. Gelukkig niet! Via de ‘Veloroute du Paris-Roubaix’ verlaat ik de Noord-Franse voorstad van Rijsel meteen op het grind, in een haast rechte lijn naar Hem. Dit pad is één van de vier ‘Voies Vertes’ waarvan delen in de route zijn verwerkt. De afgelopen jaren werd hier in de streek enorm in deze fietspaden geïnvesteerd. Ze moeten de regio ontsluiten voor fietsers, wandelaars en ruiters en ze worden veelal aangelegd langs riviertjes of op tram- of spoorwegbeddingen. Maar terwijl dit soort fietssnelwegen en afgeschermde fietspaden bij ons vaak geasfalteerd worden, kiest men hier voor mijn – en misschien ook jouw – geliefkoosde ondergrond. De tegenstelling tussen de ruwe kasseien en grind van de meest knisperende soort kan haast niet groter zijn.

(Lees verder onder de foto)

Moordend drieluikje

Vertrekken in Roubaix betekent dat ook de eerste kasseistroken al snel op het menu staan. Weliswaar in de omgekeerde richting dan ze in de finale van de Helleklassieker afgevinkt worden. ‘Willems à Hem’ – of in dit geval van Hem naar Willems – is goed voor de eerste van 21 kilometer kinderkopjes vandaag. Terwijl deze stenen zich nog vlotjes laten verteren, valt de volgende gang op het menu toch een tikkeltje zwaarder op de maag. Een brede aardeweg tussen de akkers brengt me vanuit Gruson naar restaurant ‘L’Arbre’. In de koers eindigt hier de miserie voor de renners, maar vandaag is dit het échte begin voor mij. De kasseistrook van Carrefour de l’Arbre is er eentje met vijf sterren. Door z’n lengte, maar ook door de staat van de stenen. Vooral in het midden van de ‘secteur’ is die erbarmelijk. Zelfs met een gravelbike is het hier uitkijken waar je rijdt. Ik vraag me af of de kasseien überhaupt ooit recht lagen en als dat het geval is, wie ze dan een kwartslag heeft gedraaid. Veel tijd om op adem te komen is er trouwens niet na dit stukje zelfkastijding, want daar zijn ook al meteen de kasseien van Camphin-en-Pévèle. Ook die kunnen tellen, al verlaat ik de strook vrij snel om een mooie grindweg op te draaien. Het plezier is echter van korte duur, want in feite is dit pad tussen de velden een kortere weg naar de kasseien van ’Bourghelles à Wannehain’. Het moordende drieluikje hakt er stevig in en het voelt nu al aan alsof Rocky Balboa een kwartiertje non-stop met z’n vuisten op mijn bovenarmen heeft geknokt. De rustige wegen richting Orchies zijn na 25 kilometer al meteen een welgekomen recuperatiemomentje.

(Lees verder onder de foto’s)

Secteur ‘John Beton’

Ik zou je willen vertellen dat het fijn toeven is in Orchies en dat het gezellige stadje bruist van het leven, maar helaas. Na de kasseistrook van Orchies doorkruis ik het centrum en daar wachten me geen leuke terrasjes of aantrekkelijke cafeetjes. Het statige ‘Hôtel de Ville’ mag nog wel gezien worden, maar ik rij toch snel door richting de basketbalarena net buiten de stad. Daar begint het ‘Voie verte de la Plaine de la Scarpe’, waar ik mijn hartje kan ophalen. Over grind van de bovenste plank fiets ik nu naar het Fôret de Marchiennes met zijn kaarsrechte bosdreven. Het is een zonnige lentedag, ik heb de wind in de rug en dus tikken de kilometers hier heerlijk vlotjes weg. Ik zou haast durven zeggen dat ik na deze opkikker met plezier begin aan de ‘Secteur John Degenkolb’. Het langste rotding van de dag: 3700 meter. De strook werd naar de Duitser vernoemd omwille van zijn steun aan ‘Les amis de Paris-Roubaix’ en ook de juniorenversie van de koers schoot hij financieel ter hulp. Ik wou dat ‘John Beton’ ook mij hier even een duwtje in de rug kon geven, maar ik moet het op eigen krachten zien te redden tot aan de iconische dubbele watertoren.

(Lees verder onder de foto’s)

Op naar de strook der stroken

Grindpaden, aardewegen en kasseibanen blijven elkaar in sneltempo afwisselen nu ik stilaan het keerpunt van de route nader. De secteur van Haveluy is de volgende in het rijtje. Jumbo-Visma gooide er dit jaar de knuppel in het hoenderhok, waardoor een elitegroepje met wat voorsprong – en vooral iets veiliger – het Bos van Wallers kon induiken. In tegenstelling tot de geel-zwarte brigade doe ik het op de stenen in Haveluy net wat rustiger aan, wetende dat ‘strook der stroken’ er nu snel aankomt. Ik kies ervoor om een klein ommetje te maken en even door Arenberg zelf te fietsen. Het dorp bestaat nog steeds uit ‘cités’ met oude mijnwerkershuisjes die rond de imposante mijnsite werden gebouwd. Hier en daar zijn ze opgeknapt, met netjes geschilderde blauwe en groene ‘blaffeturen’. Maar bij de meeste huizen overheerst toch nog steeds de tristesse. De armtierige woningen zijn een overblijfsel uit het paradoxale verleden van deze streek. Steenkool bracht rijkdom, maar die werd vergaard op de rug van duizenden mensen die zich elke dag te pletter werkten zo’n zeshonderd meter diep onder de grond. Waanzinnig!

(Lees verder onder de foto’s)

Waarom toch?

Eén van die mensen was Jean Stablinski. Voordat hij een Frans wielerkampioen werd, daalde ook hij hier elke dag af in de mijnschacht. Volgens de overlevering tipte hij de organisatoren van Parijs-Roubaix over de kasseistrook in zijn achtertuin en de rest is geschiedenis. Sindsdien storten renners zich ieder jaar opnieuw tegen zestig per uur op een hoop stenen die in de grond lijken gegooid, eerder dan gelegd. Ook ik probeer de vaart erin te houden en het goeie ritme te vinden op de uitstulpende kasseien, maar dat is verdomd lastig. Ik ben vastberaden om de hele strook voor mijn rekening te nemen, al ziet het grindpaadje aan de rechterkant er wel heel aanlokkelijk uit. E-mountainbikers die me op dat pad voorbijsnellen, kijken me met verwonderde blikken aan. Waarom toch? Die vraag spookt al na enkele meters op de Trouée d’Arenberg ook door mijn hoofd. Waarom doe ik mezelf en mijn fiets dit aan? Toch volhard ik in de boosheid en gelukkig bolt het tweede deel van deze ellendig lange weg een stukje beter. Ik zie licht aan het einde van de bomentunnel. Wanneer ik het bos uitdraai slaak ik een zucht van opluchting. Oef! We – mijn gravelbike en ik – hebben het overleefd zonder kleerscheuren.

(Lees verder onder de foto’s)

Land onder hoogspanning

Heel eventjes genoeg kasseien nu. Tot de secteur van Warlaing naar Tilloy-lez-Marchiennes is het haast al gravel wat de klok slaat. Na het Bos van Wallers draai ik vrij snel de drukke steenweg af en kom ik op een pracht van een gravelweg terecht. De goesting om het gaspedaal in te drukken is groot, ook al werd ik net vakkundig door elkaar geschud. En ook het jaagpad langs de Scarpe loopt over grind. Na een tweede passage door het bos van Marchiennes begint de terugweg naar Roubaix, al loopt die wel in een grote bocht. De viersterrenstrook van Mons-en-Pévèle mocht niet ontbreken en dus fiets ik ten zuiden van Orchies richting het ‘Voie verte de la Pévèle’. Boven mijn hoofd: een wirwar van elektriciteitskabels. Ook dat is typisch Noord-Frankrijk. Het is een land onder hoogspanning. De steenkoolmijnen zorgden voor grondstoffen om enkele elektriciteitscentrales in de buurt aan te drijven. Maar ook die raken net als de mijnen steeds vaker in onbruik en staan erbij als stille getuigen van een naieve tijd waarin men nog nooit van klimaatverandering had gehoord.

(Lees verder onder de foto’s)

Kippenvel op de armen

Mons-en-Pévèle – ofte Pevelenberg – kan je bezwaarlijk een berg noemen, maar na meer dan 100 kilometer hotsen en botsen doet hij me toch even tandenknarsen. Maar er is goed nieuws: dit was de laatste kasseistrook van de dag. In de laatste 35 kilometer richting Roubaix is de hoofdrol weggelegd voor het ‘Voie Verte du Val de Marque’. Het ‘Marais du Warlet’ is een drassig natuurgebied waar enkele paden kriskras doorheen lopen. Vanaf hier vormt het kleine riviertje ‘La Marque’ de ideale leidraad om me terug te brengen naar waar de lamp brandt: de wielerpiste van Roubaix. Het is draaien en keren geblazen, maar altijd op prettige paden temidden het groen. In Hem kan ik de finish ruiken en kies ik deze keer wél voor de wat drukkere aanvliegroute die ook de renners nemen voor ze de piste opdraaien. Al kan ik het verkeer makkelijk ontwijken op de gravelstrook tussen de twee rijrichtingen. Dat grind mondt vlak voor de velodroom uit in de ‘Espace Charles Crupelandt’: de veredelde middenberm is de laatste officiële kasseistrook in Parijs-Roubaix, maar een echt obstakel is het niet. De grote poort naar de piste is meestal gesloten, dus met grote flair het ovaal opdraaien zit er niet in voor gewone stervelingen als jij en ik. Gelukkig lukt het via de zijpoortjes normaal gezien wel om nog een laatste rondje op de piste te doen en je eventjes Boonen of De Vlaeminck te wanen. Ik ensceneer een sprintje en rij met het kippenvel op de armen over de aankomstlijn. De heroïek druipt hier van de afgebladderde verf op het beton en ik kan me nog net bedwingen om mijn handen niet de hoogte in te gooien. Mijn ‘Hel van het Noorden’ zit erop en ik heb er – echt waar – van genoten! Deze route uitstippelen en verkennen leerde me de streek te appreciëren. ‘Le Nord’ is meer dan vergane glorie: je vindt in dit uithoekje van Frankrijk nog mooie stukjes natuur, heel wat geschiedenis en uiteraard ook een pak kilometerslange grindpaden om duimen en vingers bij te af te likken.

 

Kaart

" width="100%" height="680" frameborder="0" scrolling="no">