In het schijnsel van honderden fietslichtjes zie ik mensen schuiven. Rechts valt er eentje omver. Links is eveneens iemand de controle kwijt maar hij kan zich nog rechthouden. Of misschien is het een zij. Het is in het donker moeilijk te zien. We zijn nauwelijks vijf kilometer ver en de eerste modderstrook dient zich aan. Diepe plassen merk je pas het allerlaatste moment op. Je kan maar hopen dat je voorgangers een goed spoor gevonden hebben en niet per ongeluk de slechtste kant van het pad oprijden. Ik haal het einde van de eerste strook zonder valpartijen of natte voeten. De fiets knarst al even hard als slechtzittende valse tanden in de mond van een tachtigplusser.
Het is niet de eerste keer dat ik in het donker mountainbike. Schrik heb ik niet. Het geeft zelfs een kick om het hele peloton zich om 6 uur ‘s morgens op gang te zien trekken in Roden. Drenthe 200 wordt traditioneel gereden op 29 december. Noemt het een extra feestdag voor mountainbikers in de kerstperiode. Allemaal samen hebben we iets weg van een feeërieke kerstoptocht. In een zwart winterlandschap kronkelt een lang lint van honderden fietslichtjes. Omdat we bij de laatsten in de startrij stonden, kunnen we ver voor ons uit, bocht na bocht, dankzij het lichtlint zien hoe de route loopt. In de onverlichte straten is het heerlijk om deel uit te maken van deze ‘hohoho’ mountainbikestoet. Ik beeld me in dat helemaal vooraan een zesspan rendieren met belletjes in het gewei de eerste fietsers voorttrekken.
Koplampen
Onverhard is het andere koek. Goede verlichting is essentieel. Op mijn stuur prijken twee lichten van 1000 en 1400 lumen. Achteraan heb ik er eveneens twee staan. Mijn man heeft er drie vooraan, één zelfs met 2000 lumen waarmee hij een half voetbalveld kan verlichten. Het is geen overbodige luxe. Wie alleen maar twee meter voor zich uit kan schijnen, rijdt zich gegarandeerd vast in de blubber. Ik benijd de fietsers die een licht op hun helm hebben gemonteerd, zo licht hun omgeving niet alleen op voor hun wielen maar kunnen ze ook opzij bijschijnen.
Contouren van bomen en struiken duiken links en rechts op. Of het een groot bos is of alleen maar een bomenrij, daar heb ik het raden naar. Toch vermoed ik dat we door een groot natuurgebied rijden. Drenthe is de dunbevolkste provincie van Nederland met veel bossen, veengebieden en stuifduinen. Geen wonder dat ze hier makkelijk één grote lus van 200 kilometer kunnen uittekenen waarbij je nauwelijks langs bebouwing rijdt.
Natte voeten
Stampend door de volgende modderstrook voel ik de duisternis aan mijn hart te vreten. Ik dacht dat ik dit leuker zou vinden. Maar goed, hou ik me voor, zolang mijn voeten droog blijven, zijn we content. Plots wijkt de groep voor me uit naar rechts, dwars door een akker. Wat eerst zompige grond lijkt, gaat al snel over naar gras dat compleet onder water staat. De modder zuigt hard aan mijn wielen. In het donker zie ik niet hoelang deze strook duurt. Te lang naar mijn gevoel. Stoppen is geen optie, want dan verdwijnen je voeten onder water. Ik hou dapper vol om aan de overkant van het veld te merken dat iedereen op een lint staat te wachten om een gracht over te springen. Er zit niet anders op dan te stoppen. Slurp… Mijn schoenen vullen zich met ijskoud water. Gelukkig konden we aan de start een sportzak met reservekledij en –schoenen afgeven. Alleen: die kunnen we pas in bevoorradingszone drie ophalen na 127 kilometer. En dat is nog veraf.
Ik ben blij met de eerste sporen daglicht. Nu ik weer om me heen kan kijken, groeit ook de goesting weer. De fun kan beginnen. We rijden zelfs over een paar drogere zandstroken. Met een klein hongertje naderen we de eerste bevoorrading in Balloo. Dan pas realiseer ik me hoe traag we opschieten. We halen niet eens een gemiddelde van 15 km/uur. Dat wordt een lange dag …
Door de wind, door de regen
Intussen is het ook al een tijdje aan het regenen. Toch valt het beter mee dan eerst gevreesd. De voorbije weken regende het quasi non-stop. En ook voor vandaag was aanvankelijk veel regen voorspeld. Afgelopen nacht nog haalde een zwaar onweer met wolkbreuken ons uit onze slaap. Dan vallen de paar buien die we moeten trotseren best mee. De 5 beaufort tegenwind die ons in het gezicht kletst, is minder prettig. Ik ben dan ook dankbaar als we in Nationaal Park Drentsche Aa tussen de bomen wat beschut zitten en zelfs een fraai heidegebied met singletracks doorkruisen.
Wat verder doemt een meer op dat ons bekend voorkomt. Hier passeerden we in mei 2023 toen we al bikepackend van Noord- naar Zuid-Nederland gravelden in zes dagen: de singletracks van mountainbikegebied Gieten. Een prachtig parcours heuvelop heuvelaf waarbij je van bocht naar bocht slingert. In de lente lag het er zo droog bij dat we met onze gravelbanden uitgleden in het mul zand tussen bloeiende gele brem. Nu schuiven we uit in de nattigheid. De tracks liggen er vuil en verraderlijk glad bij. Ik probeer mijn beregende bril proper te vegen maar maak het alleen maar erger. Downhill roetsj ik met een klein ei in de broek. We doen opnieuw eindeloos lang over een stuk van acht kilometer.
Kort na de middag breekt de zon eindelijk door en krijgen we een blauwe hemel te zien. Het brengt wat meer kleur in onze omgeving. Toch valt ons op hoe erg Drenthe er verzopen bijligt. We passeren ondergelopen parkeerterreinen, beken die uit hun oevers zijn getreden, velden die plots olympische zwembaden lijken. Ook het parcours wordt weer smeriger. Neem de zwaarste VTT die je ooit reed, gooi de beste stukken eruit en vermenigvuldig de vettigste delen maal 10. Dan kom je een beetje in de buurt bij Drenthe 200. De organisatie zal later op zijn website schrijven dat het ‘de natste editie ooit was’.
Modderworstelen
Ik rij me vaak vast in de eindeloos lange stukken blubber. Plassen veranderen in diepe putten waarbij je fiets meer onder water verdwijnt dan je voor mogelijk had gehouden. Aan een man die langs de kant staat, vraag ik of hij het nog plezant vindt. “Neen, niet echt. Dit is mijn derde deelname maar het is nog nooit zo zwaar geweest als vandaag.” Nochtans had de organisatie de dagen voordien op Facebook gepost dat ze dagelijks de route bijschaafden en er de slechtste delen uit verwijderden. Ik vraag me af hoe slecht die stukken dan wel waren? Echt goed vind ik wat er nu overblijft ook niet echt. Het is natuurlijk een extreme marathon. Survival of the fitest. Het is vastzitten, schuiven, ploeteren, zwemmen, vloeken. Schakelen lukt bijna niet meer. Bovendien vliegt mijn ketting er een paar keer af. Alles knarst en kraakt en piept. Zo te horen zijn mijn voorste remblokken er al helemaal door. Vaak vraag ik me af of waarmee ik bezig ben nog iets met fietsen te maken heeft. Bovendien kan ik nauwelijks genieten van de omgeving omdat mijn blikveld zich beperkt tot de paar meter voor mijn voorwiel. Ik zink weg in sombere gedachten.
Traag, trager, traagst
Op bevoorrading 2 kunnen we de fietsen afspuiten. We smeren onze kettingen opnieuw in. Intussen verwennen vrijwilligers ons met onder meer krentenbollen en soep. Ze wippen van hun een naar hun andere been van de kou, maar ze zijn vrolijk gezind. Door de boxen knallen Nederlandse meezingers.
Ik sla aan het rekenen. Nog altijd halen we nauwelijks 15 km/u gemiddeld. Aan dit tempo finishen we ten vroegste om 10 uur ‘s avonds. Dat betekent dat we opnieuw nog vijf uur in het donker zullen moeten rijden. Het fameuze Janpad zullen we niet bij daglicht kunnen trotseren. Dat Janpad is traditioneel de meest helse strook van het hele parcours. Mijn man reed Drenthe 200 al een jaar of vijf geleden in veel drogere omstandigheden. “Alles was goed berijdbaar maar dat Janpad was toch redelijke ellende. En ik was dan nog binnen voor het donker werd.” Zijn ontboezeming jaagt me nog meer schrik aan voor de condities van vandaag.
De rotstroken volgen elkaar in snel tempo op. Eén bospad lijkt meer op een kleine beek met een modderige oever waarlangs we ons in evenwicht proberen te houden. Vaak is er geen andere optie dan gewoon dwars door de diepe plassen te rijden. Elke keer weer moet mijn man een eind verder op mij staan wachten. Hij amuseert zich te pletter. Hij houdt van dit spelen in de modder. Schuiven, corrigeren, op het nippertje recht kunnen blijven, sporen zoeken. Hoe vettiger, hoe prettiger.
Duiveltje op de schouder
Zelf realiseer ik me weer waarom ik al jarenlang nauwelijks nog mountainbike in de winter net omwille van dit soort geploeter. In november nog, toen we met de club op mountainbikeweekend waren in de Borinage, besloot ik op zondag het parcours te verlaten en op de weg verder te fietsen “omdat ik dit bruinezeepgevoel beu ben.” Een clubgenootje vroeg toen: “En wat ga je dan doen in Drenthe?” Ik antwoordde “dat dat anders zou zijn door de vibe van het event. Dat het door de sfeer zo zou voorbijvliegen.” Niet dus. Ik tel kilometer voor kilometer af. Wat doe ik hier? Ik hou nochtans van offroad fietsen. Maar dan vooral in seizoenen waarbij je grind onder je banden hoort knisperen of paadjes kan volgen zonder modderspatten in je mond te voelen vliegen.
Op een singletrack bergop in een bos glij ik uit over boomwortels. Ik val en zet mijn voet slecht neer op de grond. Vlammende pijn. Ik kan nauwelijks stappen maar spring terug op de fiets. Ik voel mijn enkel opzwellen. Godverdemiljaar ook dat nog!
Abanbon
Op bevoorrading drie in Dwingeloo zijn ze al half aan het opruimen. Het is half 4. We zijn meer dan 9 uur onderweg geweest voor 127 kilometer. Gelukkig is daar onze zak met reservespullen. Ik trek droge sokken en andere schoenen aan. De kledij laat ik ongemoeid. Ik zie er tegenop om me in de koude tent helemaal te omkleden. “Nog maar tien minuten meer om te vertrekken”, hoor ik zeggen. Wie na 16 uur op dit punt passeert, wordt het startnummer afgenomen en is officieel uit wedstrijd. Een van de deelnemers in de tent zegt dat we bovendien maar twee uur tijd meer hebben om naar de volgende bevoorrading te rijden, veertig kilometer verderop. Aan mijn tempo lijkt me dat onmogelijk. Achteraf zal blijken dat die info niet klopt. Dat er meer tijd is en de afstand korter. Iemand zegt ook dat we zo meteen door een natuurgebied trekken met drogere ondergrond en meer gravel. Maar in mijn hoofd is de klik gemaakt. Ik heb het helemaal gehad. Ik kom uit de tent, stap op mijn man af en zeg: “Kijk maar eens op je gps voor de kortste route over de weg terug naar de finish. Het hoeft voor mij niet meer.” Ik zeg dat ie ook zonder mij mag doorrijden, dat ik de weg alleen wel vind, maar hij heeft er vrede mee.
De avond valt. Ik geniet van onze kilometers op de weg in het donker. De ‘shortcut’ blijkt ook nog 45 kilometer lang te zijn. Bovendien passeren we toevallig ook nog bevoorrading 4 waar we pannenkoeken krijgen en we ons kunnen warmen aan een vuurkorf. Omstaanders juichen me toe en wensen me goede moed. Ik voel me een bedrieger, een opgever, een stom wicht zonder karakter. Op de weg verloopt alles prima. Ik ben duidelijk nog niet ‘leeg’. Alleen mentaal wou het vandaag niet lukken. In mijn 25 jaar als recreatief fietser heb ik nog maar een paar keer moeten opgeven. En dan was het door materiaalpech, blessure of een hitteslag. Dit keer loste mijn anders zo ijzersterke wil op in de modder als een aspirine in een glas water.
Achterpoortje
Enkele kilometers voor het einde kruisen deelnemers aan Drenthe 200 ons pad. “Ik glip nog mee”, zegt mijn man, “dan kan ik over de finish rijden en krijg ik mijn medaille. En jij verdient die ook, we gaan ook meer dan 170 kilometer hebben uiteindelijk.” Maar ik ben het er niet mee eens. Als ik niet voor elke meter vecht, dan verdien ik geen medaille. Dus rij ik langs een achterpoortje naar de finishboog om te wachten op mijn man. En dan gebeurt het. De registratiemat moet mijn chip vanop afstand bespeurd hebben. Biep. “Finish voor Joyce Verdonck!” De speaker noemt mijn naam samen met drie andere deelnemers. Alleen rijden er geen vier mensen over de mat maar slechts drie. Ik voel mijn hart in brokken uiteenvallen.
Meestal krijg je bij zo’n opgave de dag nadien een logische reflex dat je revanche wil nemen. Dat je nog eens wil terugkomen om wél uit te rijden. Om de schandvlek uit te wissen. Een vinkje bij te zetten op je bucketlist. Die goesting ontbreekt dit keer volledig. Zeker als ik foto’s te zien krijg van het legendarische Janpad dat helemaal onder water staat. Heel wat fietsers strompelen verder met de fiets in de hand. Sommigen lachen nog naar de fotograaf. Modderduivels met een voorliefde voor geploeter. Ze bestaan. Had ik dat in het donker moeten doen met een verzwikte voet, ik had wellicht staan janken. Neen. Mij zien ze hier niet meer terug.
Tenzij …. er is ook een zomereditie van dit event. Bartje 200 in juni. Eveneens 200 kilometer door de Drentsche natuur. In droge omstandigheden rij ik mijn materiaal wellicht ook minder naar de knoppen. Want behalve weggesleten remblokken mankeert er nog wel een en ander aan mijn mountainbike. Dus Bartje 200 … wie weet …
Drenthe 200 in 2024
Zelf ook eens proeven van de modder in Drenthe? En benieuwd hoe je 200 kilometer verteerd in extreme omstandigheden? Drenthe 200 wordt gereden op 29 december 2024. Inschrijvingen zijn nog niet geopend.